Here are some useful Dutch questions to ask when out and about day to day, complete with their pronunciations. However, make sure that you don’t get too comfortable with the first one though!
Do you speak English? Spreekt u Engels? (spraykt uw eng-erls)
Would you help me please? Kunt u mij helpen? (kuhnt uw may hel-pern)
Where are the toilets? Waar is het toilet? (vaar is het tvaa-let)
How much is that? Hoeveel kost dat ? (hoo-feyl kost dat)
Where can I find . . . Waar kan ik de . . . vinden (vaar kan ik der . . . fin-dern)
At what time do you open? Hoe laat gaat u open? (hoo laat khaat uw o-pern)
What time do you close? Hoe laat gaat u dicht? (hoo laat khaat uw dikht)
Could you talk a bit slower? Kunt u wat langzamer praten? (kuhnt uw vat lankh-sa-mern praatern)
Could you repeat that please? Kunt u dat herhalen? (Kuhnt uw dat her-haa-lern)